Beleidsregels Inburgering Gemeente Leiden

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Inburgering Gemeente Leiden

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

    • besluit: het Besluit inburgering 2021;

    • brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

    • gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;

    • gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

    • PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

    • regeling: de Regeling inburgering 2021;

    • wet: de Wet inburgering 2021 zoals die luidt op 1 januari 2022.

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

De gemeente heeft een centrale rol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

  • a.

    De gemeente bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start);

  • b.

    De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. De gemeente let erop dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid);

  • c.

    De gemeente stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk);

  • d.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit);

  • e.

    De gemeente stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. De gemeente zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2. De gemeente kan bij de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen gebruikmaken van de volgende middelen:

    • a.

      voorlichtingsbijeenkomsten;

    • b.

      persoonlijke gesprekken, waarbij zo nodig een tolk wordt ingeschakeld;

    • c.

      schriftelijke informatie in begrijpelijk Nederlands (niveau B1 of lager) en in de meest voorkomende vreemde talen;

    • d.

      telefonische informatie; en

    • e.

      de inzet van een taalmaatje en/of personen uit het netwerk van de inburgeringsplichtige.

Artikel 4. Brede intake

  • 1. De gemeente neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt de gemeente een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. De gemeente geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject;

  • 2. De brede intake wordt afgenomen in overeenstemming met het gestelde in artikel 2.3.2 van de toelichting op het besluit;

  • 3. De gemeente organiseert waar mogelijk een warme overdracht van de asielgerechtigde inburgeringsplichtige tussen het COA en de gemeente in de vorm van een driegesprek;

  • 4. De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen, vanaf het moment van inschrijving in de gemeente.

Artikel 5. Werkwijze brede intake

  • 1. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt de gemeente behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake met de gemeente alleen te voeren of in aanwezigheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner; en

    • c.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2. Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt de gemeente de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Artikel 6. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1. De gemeente stelt het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie op in overeenstemming met het gestelde in artikel 15 van de wet. Na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie stelt de gemeente het PIP op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van de gemeente bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2. Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat de gemeente met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 3. De beschikkingen op grond van de Participatiewet, genoemd in artikel 6 derde lid onder g, worden bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld. Als de gemeente op een later moment (nog) een besluit neemt op grond van de Participatiewet, voegt de gemeente ook deze beschikking bij.

  • 4. De gemeente stelt het PIP vast volgens de termijnen zoals die zijn beschreven in artikel 5.3 van de nota van toelichting op het Besluit.

Artikel 7. Leerroutes

  • 1. De gemeente bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk

    • a.

      de B1-route, zoals beschreven in art. 7 van de wet;

    • b.

      de onderwijsroute, zoals beschreven in art. 8 van de wet, of;

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute (Z-route), zoals beschreven in art. 9 van de wet.

Artikel 8. Inhoud van de leerroutes

  • 1. De gemeente zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2. Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt de gemeente voor een gevarieerd aanbod aan leerroutes.

  • 3. De gemeente werkt binnen de Leidse regio samen om een gevarieerd aanbod te kunnen doen.

Artikel 9. Participatieverklaringstraject

  • 1. De gemeente biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan in overeenstemming met het gestelde in art. 3.2 van het Besluit, art. 3.1 van de Regeling en art. 2.5.3 van de toelichting op Besluit.

  • 2. Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      Individualisme en groepsculturen;

    • b.

      Individualisme in de praktijk;

    • c.

      Machtafstand, gelijkheid, man/vrouw verhouding, LHBTIQ-personen;

    • d.

      Gelijkheid en solidariteit in een zorgende cultuur;

    • e.

      Solidariteit in een Participatiesamenleving;

    • f.

      Vrijheid in Nederland.

  • 3. De gemeente stemt het PVT af op de lokale situatie en behoefte en op de overige onderdelen van de inburgering. Het staat de gemeente vrij om de inhoud van het PVT aan te passen binnen de kaders van het gestelde in lid 1 van dit artikel.

  • 4. De gemeente registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

Artikel 10. Module Arbeidsmarkt en Participatie

  • 1. De gemeente biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan in overeenstemming met het gestelde in art. 3.1 van het Besluit, art. 3.2 van de Regeling en art. 2.5.4 van de toelichting op Besluit.

  • 2. Het doel van de MAP is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 3. De gemeente houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 4. De gemeente legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 5. De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 6. De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 7. De gemeente beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. De gemeente houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

Artikel 11. Inburgeringsaanbod asielstatushouders

  • 1. De gemeente biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk na vaststelling van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 2. Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op het voor hem of haar hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg;

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de asielstatushouder.

Artikel 12. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1. Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De gemeente zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. De gemeente zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 2. De gemeente legt in de aanbestedingsleidraad aanvullende kwaliteitscriteria vast voor het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders.

  • 3. De gemeente legt in de aanbestedingsleidraad vast hoe zij de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders en de leerroutes gaat controleren en wat zij doet als de kwaliteit onvoldoende is.

Artikel 13. Voortgang inburgering

  • 1. De gemeente volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. De gemeente voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op het niveau van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2. Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3. Ter voorbereiding op deze gesprekken wint de gemeente informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 4. De gemeente maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek. De gemeente deelt dit met de inburgeringsplichtige wanneer er zaken besproken zijn die af dreigen te wijken of afwijken van het PIP.

  • 5. Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past de gemeente zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1. De gemeente zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding wordt gerealiseerd in overeenstemming met het gestelde in art. 5.1 van de regeling.

  • 2. De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in de gemeente staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont.

  • 3. De gemeente stemt de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 15. Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1. De gemeente handhaaft de verplichtingen bij de brede intake in overeenstemming met het gestelde in art. 3.1.1 van de toelichting op besluit. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

Artikel 16. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1. De gemeente handhaaft de verplichtingen bij de brede intake in overeenstemming met het gestelde in art. 3.1.2 van de toelichting op besluit. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

Artikel 17. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering (Participatiewet) ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2. Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarbij de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de wet op. De gemeente verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3. Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en ii) handhaving op grond van de wet via een boete weegt de gemeente ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4. In de brief (beschikking) aan de inburgeringsplichtige vermeldt de gemeente of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt tegelijk met de Wet inburgering 2021 in werking.

  • 2. Deze regeling wordt genoemd: Beleidsregels inburgering Gemeente Leiden 2021.

Ondertekening