Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent bedrijfs- en pleziervaartuigen (Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening Leiden 2017)

Geldend van 20-11-2020 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 23-10-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent bedrijfs- en pleziervaartuigen (Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening Leiden 2017)

Met raadbesluit RV 20.0079 van 8 oktober 2020 is in het kader van het vaststellen van de Verordening fysieke leefomgeving de Bedrijfs- en pleziervaartuigenverordening Leiden 2017 ingetrokken. Uit het gehele stelsel van besluiten rond de vaststelling van de Verordening fysieke leefomgeving is duidelijk dat deze een bedoelde datum van inwerkingtreding heeft van 1 januari 2021. De intrekking van de Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening op de dag na bekendmaking was derhalve prematuur.

Met dit besluit komt de Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening Leiden 2017 daarom te herleven. Deze herleving gaat in op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 23 oktober 2020.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;

  • b.

    ligplaats: dat gedeelte van het openbaar water waar afmeren van een vaartuig is toegestaan gedurende ten minste de periode tussen zonsondergang en zonsopkomst;

  • c.

    openbaar water: alle openbaar toegankelijke en bevaarbare - zij het mogelijk met restrictie - wateren binnen de gemeente Leiden met uitzondering van openbaar toegankelijke en bevaarbare wateren welke niet in gemeentelijk eigendom zijn;

  • d.

    vaartuig: elk drijvend voorwerp, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing, dat wegens zijn drijfvermogen feitelijk wordt gebruikt, dan wel is bestemd voor het vervoer te water van personen of goederen met uitsluiting van woonschepen zoals bedoeld in de Woonschepenverordening 2009 en het bijbehorende ligplaatsenplan;

  • e.

    pleziervaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor recreatief gebruik dan wel voor sportbeoefening;

  • f.

    bedrijfsvaartuig: een vaartuig dat in hoofdzaak in gebruik is of in hoofdzaak bestemd is voor bedrijfsmatig gebruik; hieronder wordt ook verstaan een vaartuig dat feitelijk niet geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water (bijvoorbeeld dekschuit), met uitzondering van een dekschuit of vergelijkbaar vaartuig dat wordt gebruikt als terrasboot indien en voor zover voor die terrasboot een vergunning zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening is verleend en de locatie de aanduiding “Terrasboot” heeft in het vigerende Bestemmingsplan;

  • g.

    Dekschuit: een bedrijfsvaartuig met een gesloten en vlak dek, zonder opbouw of aandrijving dat niet in gebruik is als terrasboot waarvoor een vergunning in gevolge de Algemene Plaatselijke Verordening is verleend;

  • h.

    bedrijfsmatig gebruik: de uitoefening van enig water gerelateerd beroep of bedrijf waaronder begrepen maar niet uitsluitend; goederenvervoer, goederenopslag, rondvaarten en/of verhuur ten behoeve van de pleziervaart;

  • i.

    drijvende voorwerp: drijvend bouwsel dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst met uitzonding van die drijvende bouwsels die omgevingsvergunningsplichtig zijn;

  • j.

    vergunninghouder: de (rechts)persoon aan wie een ligplaatsvergunning is verleend;

  • k.

    binnenhavengeld: rechten die worden geheven ter zake van het gebruik van het openbaar water en ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met dat gebruik;

  • l.

    passantenplaats: ligplaats bedoeld voor pleziervaartuigen die, op doorreis zijnde, tijdelijk, doch maximaal 24 uur in de gemeente Leiden verblijven,

  • m.

    passantenhaven: gebied met ligplaatsen bedoeld voor pleziervaartuigen die, op doorreis zijnde, tijdelijk, doch maximaal 72 uur in de gemeente Leiden verblijven en waarvoor bovendien niet al voor een andere ligplaats binnen de gemeente Leiden binnenhavengeld wordt betaald en/of een ligplaatsvergunning is verleend,

  • n.

    wachtlijst: een door het college bij te houden lijst waarop belangstellenden die voor een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig in aanmerking willen komen zich kunnen (laten) inschrijven;

  • o.

    afgebakend bedrijfsonderdeel: een onderdeel van een onderneming waarbinnen een watergebonden bedrijvigheid wordt uitgeoefend die onderscheidend is van de andere delen van de onderneming. Een bedrijfsonderdeel heeft zijn eigen plannen, inkomsten, kosten en bedrijfsmiddelen en gebruikt deze om waarde te creëren voor klanten in de vorm van goederen en/of services onderscheidend van de andere bedrijfsonderdelen.

Artikel 2 Categorieën bedrijfs- en pleziervaartuigen

Ten behoeve van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan de raad in het ligplaatsenplan categorieën ligplaatsen voor bedrijfs- en pleziervaartuigen onderscheiden.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle bedrijfs- en pleziervaartuigen welke gelegen zijn in het openbaar water. In voorkomende gevallen kan het zo zijn dat tevens regelgeving van andere waterbeheerders dan de gemeente Leiden van toepassing is.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op een dekschuit waarvoor een terrasvergunning in de zin van de Algemene Plaatselijke Verordening 2015 is verleend en die op een ligplaats ligt die in het vigerende bestemmingsplan is aangeduid als ligplaats voor een terrasboot.

Artikel 4 Vaststelling ligplaatsenplannen

  • 1. De gemeenteraad stelt ter uitvoering van deze verordening ligplaatsenplannen vast waarin wordt aangegeven welke locaties in aanmerking komen voor een vergunning voor ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen respectievelijk pleziervaartuigen.

  • 2. In het ligplaatsenplan is aangegeven - per categorie vaartuig - op welke locaties voor welk(e) soort(en) vaartuig(en) een ligplaatsvergunning kan worden verleend.

  • 3. Per ligplaats kunnen voorschriften worden gegeven over:

    • a.

      de toegestane categorie of categorieën vaartuigen;

    • b.

      het toegestaan aantal vaartuigen;

    • c.

      de minimale te hanteren afstand tussen de vaartuigen of de ligplaatsen onderling;

    • d.

      de maximale lengte, breedte, hoogte en diepgang die vaartuigen maximaal mogen hebben om op een ligplaats af te mogen meren.

  • 4. In het ligplaatsenplan kunnen tevens bestaande afvaartplaatsen, opstapplaatsen, passantenplaatsen en passantenhavens worden vastgelegd.

  • 5. Het college kan aan bestaande afvaartplaatsen, opstapplaatsen, passantenplaatsen en passantenhavens nadere eisen stellen.

  • 6. Het college kan nieuwe afvaartplaatsen, opstapplaatsen, passantenplaatsen en passantenhavens aanwijzen en daaraan nadere eisen stellen.

Hoofdstuk 2 Verbodsbepalingen

Artikel 5 Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college met enig vaartuig of ander drijvend voorwerp een ligplaats in het openbaar water in te nemen.

  • 2. Het is verboden om buiten de daarvoor in het ligplaatsenplan aangewezen passantenhavens, op een vaartuig, niet zijnde een woonschip, te overnachten of het tijdelijk of permanent als woon- of nachtverblijf te gebruiken.

Artikel 6 Tijdelijke ligplaatsen

Een tijdelijke ligplaats mag uitsluitend worden ingenomen in de daartoe aangewezen passantenhaven of op de daartoe aangewezen passantenligplaatsen die zijn aangeduid in het ligplaatsenplan als bedoeld in artikel 4,

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen met betrekking tot de vergunning

Artikel 7 Karakter van de vergunning

  • 1. Een vergunning op grond van deze verordening is niet overdraagbaar tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 2. De vergunninghouder mag de ligplaats waarop de vergunning ziet niet verhuren of anderszins, al dan niet om niet, in gebruik geven.

  • 3. De vergunninghouder draagt ervoor zorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen worden nageleefd.

Artikel 8 Algemene weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning op grond van deze verordening kan worden geweigerd:

    • a.

      indien de aanvraag niet in overeenstemming is met de door het college gestelde voorschriften;

    • b.

      in geval van strijd met het bestemmingsplan;

    • c.

      indien de toestand van het vaartuig, waaronder in ieder geval begrepen de technische staat en uiterlijke staat van onderhoud daartoe aanleiding geeft;

    • d.

      indien alle betreffende ligplaatsen bezet zijn;

    • e.

      indien het innemen van de ligplaats feitelijk onmogelijk is;

    • f.

      indien dit in het belang van de veiligheid, verkeersveiligheid, het milieu of de welstand noodzakelijk is.

  • 2. Per categorie vaartuig kunnen bij of krachtens deze verordening nog aanvullende weigeringsgronden worden bepaald.

Artikel 9 Algemene intrekkings- of wijzigingsgronden

  • 1. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      indien de vergunning in strijd met wettelijke voorschriften is gegeven;

    • c.

      indien de gegevens in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

    • d.

      indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

    • e.

      indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • f.

      indien de vergunninghouder dit verzoekt;

    • g.

      indien de vergunninghouder zijn betalingsverplichtingen inzake het verschuldigde binnenhavengeld niet nakomt;

    • h.

      indien het college oordeelt dat het woon- en leefklimaat in omgeving van het vergunde nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het vergunde;

    • i.

      indien de toestand van het vaartuig, waaronder in ieder geval begrepen de technische staat en uiterlijke staat van onderhoud daartoe aanleiding geeft of indien deze technische staat en uiterlijke staat van onderhoud het uiterlijk aanzien van de gemeente schaadt of het landschap verstoort;

    • j.

      de ligplaats niet wordt gebruikt waarvoor deze bedoeld is.

  • 2. Per categorie vaartuig kunnen bij of krachtens deze verordening nog aanvullende intrekkings- of wijzigingsgronden worden bepaald.

Artikel 10 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Een vergunning kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden verstrekt, afhankelijk van de aard, het doel en de strekking van de vergunning. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen.

  • 2. De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de bescherming van de waterkwaliteit of de kwaliteit van de bodem;

    • b.

      de voorkoming van gevaar, schade of hinder;

    • c.

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer zowel op het water als op het land;

    • d.

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige ligplaatsen;

    • e.

      de afstemming met andere gebruikers van het openbaar water;

    • f.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke ingebruikname van de ligplaats mag of moet beginnen;

    • g.

      de omvang van de ligplaats waarbinnen het vaartuig moet worden aangelegd;

    • h.

      het uiterlijk van het vaartuig indien dit naar het oordeel van het college afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente of het landschap verstoort,

    • i.

      de bescherming van het historisch en archeologisch erfgoed.

  • 3. Het college kan met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid een verleende vergunning wijzigen.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Hoofdstuk 4 Pleziervaartuigen

Artikel 11 Aanvraag ligplaatsvergunning voor pleziervaartuigen

  • 1. De aanvraag voor een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig wordt digitaal ingediend bij het college door middel van een aanvraagformulier dat beschikbaar is op de website van de gemeente Leiden.

  • 2. Het college beslist over een aanvraag van een ligplaatsvergunning voor pleziervaartuigen binnen acht weken na de dag waarop het aanvraagformulier is ingediend.

  • 3. Een ligplaatsvergunning voor pleziervaartuigen wordt, naast het bepaalde in artikel 8, geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager niet staat ingeschreven in de Basisregistratie Pesonen van Leiden;

    • b.

      de aanvrager niet beschikt over een pleziervaartuig en / of het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na het indienen van de aanvraag met het pleziervaartuig de plaats waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

    • c.

      de lengte van het pleziervaartuig gelegen aan particuliere wal meer bedraagt dan de maat van het aan het water grenzende deel van het betreffende perceel.

  • 4. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de aanvrager en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats en de kenmerken, waaronder in ieder geval de lengte, breedte, kleur en naam, van het pleziervaartuig.

Artikel 12 Karakter van de vergunning

  • 1. Een voor een ligplaats voor een pleziervaartuig verleende vergunning is persoonsgebonden.

  • 2. Indien de vergunninghouder is komen te overlijden vervalt de ligplaatsvergunning van rechtswege zes maanden na de datum van overlijden.

  • 3. Indien de vergunninghouder niet meer staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Leiden vervalt de ligplaatsvergunning een jaar na de datum van uitschrijving uit de gemeente Leiden van rechtswege.

  • 4. Indien de vergunninghouder van een vergunning voor een ligplaats voor een pleziervaartuig is overleden, dan kan het college met instemming van de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner de vergunning overschrijven op naam van deze echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner. De overschrijving wordt binnen zes maanden geregeld.

  • 5. Indien de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner als bedoeld in het vorige lid reeds over een vergunning voor een ligplaats voor een pleziervaartuig beschikt, kan de vergunning als bedoeld in het vorige lid niet worden overgeschreven.

Artikel 13 Wachtlijst ligplaatsvergunning pleziervaartuig

  • 1. Gegadigden voor het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig kunnen zich (laten) inschrijven op een wachtlijst welke gepubliceerd is op de website van de gemeente Leiden. Het inschrijven vindt plaats middels een door het college vastgesteld formulier dat gepubliceerd is op de website van de gemeente Leiden.

  • 2. Zij die in het bezit zijn van een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig en in aanmerking willen komen voor een ligplaats elders in het openbaar water kunnen zich eveneens op de wachtlijst laten plaatsen.

  • 3. De volgorde op de registratielijst wordt bepaald op basis van de datum en tijdstip van binnenkomst van de aanvraag.

  • 4. Periodiek stelt het college vrijgekomen ligplaatsen beschikbaar aan alle op de wachtlijst geplaatste gegadigden.

  • 5. Na toewijzing van een ligplaats vervalt de registratie op de wachtlijst.

  • 6. Indien aan een gegadigde als bedoeld in het tweede lid een ligplaatsvergunning wordt verleend vervalt de eerder aan deze gegadigde verleende ligplaatsvergunning.

Artikel 14 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1. Een verleende vergunning vervalt van rechtswege indien de vergunninghouder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning is aangevangen met de zichtbare ingebruikname van de ligplaats als omschreven in de vergunning, tenzij met college hiervan uitdrukkelijk afwijkt in het besluit tot toekenning van de vergunning.

  • 2. Het college kan, onverminderd het bepaalde in artikel 9, eerste lid, de vergunning wijzigen of intrekken, indien:

    • a.

      dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken en/of evenementen,

    • b.

      het pleziervaartuig bedrijfsmatig wordt gebruikt.

Artikel 15 Voeren vergunningsticker

  • 1. Het college verstrekt jaarlijks een vergunningsticker aan de vergunninghouder.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de vergunningsticker aan te brengen op zijn vaartuig. De vergunningsticker moet dusdanig aangebracht zijn dat deze van buitenaf goed zichtbaar is.

Hoofdstuk 5 Bedrijfsvaartuigen

Artikel 16 Nadere regels omtrent vergunningverlening

Het college stelt nader regels met betrekking tot het proces van vergunningverlening, waaronder begrepen - maar niet beperkt tot - de vorm en inhoud van de aanvraag, de verdelings- en verleningssystematiek en de wachtlijst en de wijze van hanteren daarvan.

Artikel 17 Karakter van de vergunning

  • 1. Een voor een ligplaats verleende vergunning is aan de (rechts)persoon gebonden aan wie de vergunning is verleend.

  • 2. In het geval van een faillissement van de in het eerste lid bedoelde (rechts)persoon vervalt de verleende ligplaatsvergunning van rechtswege.

Artikel 18 Weigeringsgronden

Een ligplaatsvergunning voor bedrijfsvaartuigen kan, naast het bepaalde in artikel 8, worden geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager niet beschikt over een bedrijfsvaartuig en / of het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na het indienen van de aanvraag met een bedrijfsvaartuig de plaats waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

  • b.

    de lengte van het bedrijfsvaartuig gelegen aan particuliere wal meer bedraagt dan de maat van het aan het water grenzende deel van het perceel waar de beoogde ligplaats is gesitueerd en waarvan de aanvrager eigenaar of gebruiker is.

Artikel 19 Overdracht vergunning in geval van bedrijfsoverdracht en wijzigen rechtsvorm

  • 1. In afwijking van artikel 7 kan een vergunning voor een ligplaats voor een bedrijfsvaartuig worden overgedragen indien een vergunninghouder zijn gehele onderneming (waarin als activum de vergunning is opgenomen) of een afgebakend bedrijfsonderdeel (waarin als activum de vergunning is opgenomen) verkoopt en in eigendom overdraagt aan een derde.

  • 2. In een situatie als bedoeld in het eerste lid of indien de vergunninghouder in een andere rechtsvorm wordt omgezet, melden de oude en de nieuwe vergunninghouder respectievelijk de vergunninghouder die zijn rechtsvorm wijzigt dit onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3. De aanvraag voor de overschrijving van een vergunning wordt tenminste zes weken voor de juridische eigendomsoverdracht digitaal ingediend bij het college door middel van een formulier dat beschikbaar is op de website van de gemeente Leiden.

  • 4. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag zoals bedoeld in het derde lid. Deze termijn kan met acht weken worden verlengd.

  • 5. De overschrijving van de vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 20 Het gebruik van de ligplaats

  • 1. De vergunninghouder van:

    • a.

      één of meerder ligplaatsen ten behoeve van bedrijfsvaartuigen kan van die ligplaatsen gebruik maken voor elk van zijn bedrijfsvaartuigen, mits daarbij de buitengrenzen van de individuele ligplaats niet worden overschreden,

    • b.

      aaneengesloten ligplaatsen ten behoeve van bedrijfsvaartuigen kan van die ligplaatsen gebruik maken voor elke van zijn bedrijfsvaartuigen - inclusief de tussen iedere ligplaats geprojecteerde twee-meter vaartuigvrije zone - mits daarbij de buitengrenzen van de gezamenlijk aaneengesloten ligplaatsen niet worden overschreden.

  • 2. De vergunninghouder van een ligplaatsvergunning voor een bedrijfsvaartuig is verplicht het bedrijfsvaartuig op duidelijke wijze te voorzien van de naam van de vergunninghouder.

Artikel 21 Voorschriften en beperkingen

  • 1. De vergunning vermeldt de categorie of de categorieën bedrijfsvaartuigen waarmee de betreffende ligplaats mag worden ingenomen.

  • 2. Het college kan aan de ligplaatsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken ter bescherming van het oogmerk van deze verordening.

Artikel 22 Geldigheidsduur, intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1. Een verleende vergunning vervalt van rechtswege indien de vergunninghouder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning is aangevangen met de zichtbare ingebruikname van de ligplaats als omschreven in de vergunning, tenzij het college hiervan uitdrukkelijk afwijkt in het besluit tot toekenning van de vergunning.

  • 2. Het college kan, onverminderd het bepaalde in artikel 9, eerste lid, de vergunning wijzigen of intrekken, indien:

    • a.

      dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken en/of evenementen;

    • b.

      het vaartuig dat op de ligplaats is afgemeerd niet behoort tot of niet herkenbaar is als een van de bedrijfsvaartuigen van vergunninghouder.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de vergunninghouder

Artikel 23 Verplaatsen van vaartuigen

  • 1. Het college kan de vergunninghouder schriftelijk opdragen een vaartuig te verplaatsen of doen verplaatsen naar een andere ligplaats indien dit in het kader van de bescherming van de openbare orde, de veiligheid of het milieu in, op of aan het openbaar water noodzakelijk is.

  • 2. Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht, bedoeld in het eerste lid, kan het college het vaartuig voor rekening en risico van de vergunninghouder verplaatsen of doen verplaatsen.

  • 3. In spoedeisende gevallen of indien de vergunninghouder onbekend is, kan het college het vaartuig voor rekening en risico van de vergunninghouder direct verplaatsen of doen verplaatsen.

Artikel 24 Nakoming aanwijzingen

De vergunninghouder is bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden van gemeentewege aan of nabij de ligplaats verplicht de door of namens het college gegeven aanwijzingen op te volgen.

Artikel 25 Meldingsplicht

De vergunninghouder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder en beschadigingen, welke betrekking hebben op zijn ligplaats, onmiddellijk te melden aan het college.

Artikel 26 Termijn voor verwijdering

De vergunninghouder is verplicht na het (van rechtswege) vervallen, opzeggen of intrekken van de ligplaatsvergunning het/de vaartuig(en) met onmiddellijke ingang dan wel binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen en verwijderd te houden.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 27 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 28 Nakoming bevelen

Een ieder is verplicht de door of namens het college gegeven bevelen in verband met de uitvoering van de bepalingen van deze verordening stipt en onmiddellijk op te volgen.

Artikel 29 Overgangsregeling

  • 1. Ligplaatsvergunningen, afgegeven op grond van de Verordening op de bedrijfsvaartuigen 2010, worden geacht vergunningen op grond van het bepaalde in deze verordening te zijn.

  • 2. Aanvragen voor vergunningen waarop op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van deze verordening.

  • 3. De huidige wachtlijst voor een ligplaatsvergunning voor pleziervaartuigen wordt geacht de wachtlijst op grond van artikel 13 van deze verordening te zijn.

  • 4. De op de wachtlijst voor een ligplaatsvergunning voor pleziervaartuigen ingeschreven personen die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening niet staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Leiden, worden in het geval van het verlenen van een vergunning beoordeeld als waren zij wel ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Leiden.

  • 5. Het college stelt een wachtlijst voor ligplaatsvergunningen voor bedrijfsvaartuigen vast op basis van de wachtlijst die werd gehanteerd, maar niet was geformaliseerd, onder de Verordening op de bedrijfsvaartuigen 2010.

  • 6. Het college verdeelt de ligplaatsen voor bedrijfsvaartuigen die zijn vrijgekomen tussen 8 juli 2014 en het inwerkingtreden van deze verordening en die niet in de tussentijd zijn uitgegeven met in achtneming van de in het vijfde lid bedoelde wachtlijst.

  • 7. De intrekking van de Verordening op de bedrijfsvaartuigen 2010 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening verleende vergunningen, vastgestelde plannen, vastgestelde nadere regels, beleidsregels en uitvoerings- en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze zijn gebaseerd ook vervat zijn in deze verordening en voor zover deze niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 30 Strafbepaling en opsporing van overtredingen

  • 1. Overtreding van de artikel 5 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Met de opsporing van overtredingen van artikel 5 van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde personen, belast de door het college met het toezicht op de naleving van deze verordening aangewezen personen.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bedrijfs- en Pleziervaartuigenverordening Leiden 2017.

Ondertekening